Quran with Dutch translation - Surah Hud ayat 50 - هُود - Page - Juz 12
﴿وَإِلَىٰ عَادٍ أَخَاهُمۡ هُودٗاۚ قَالَ يَٰقَوۡمِ ٱعۡبُدُواْ ٱللَّهَ مَا لَكُم مِّنۡ إِلَٰهٍ غَيۡرُهُۥٓۖ إِنۡ أَنتُمۡ إِلَّا مُفۡتَرُونَ ﴾
[هُود: 50]
﴿وإلى عاد أخاهم هودا قال ياقوم اعبدوا الله ما لكم من إله﴾ [هُود: 50]
Salomo Keyzer En tot den stam Ad zonden wij hunnen broeder Hoed. Hij zeide: O, mijn volk! aanbid God! gij hebt geen God, behalve hem. Gij denkt slechts valschheid uit, door afgodsbeelden en tusschenpersonen van uw eigen maaksel op te richten |
Sofian S. Siregar En tot het volk van 'Âd (zonden Wij) hun broeder Hôed, hij zei: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god den Hij, jullie zijn niets dan verzinners |
Van De Taal En tot de Aad zeide hun broeder Hoed: 'O, mijn volk, aanbid Allah. Gij hebt geen God naast Hem. Gij verzint slechts leugens |