Quran with Dutch translation - Surah Hud ayat 62 - هُود - Page - Juz 12
﴿قَالُواْ يَٰصَٰلِحُ قَدۡ كُنتَ فِينَا مَرۡجُوّٗا قَبۡلَ هَٰذَآۖ أَتَنۡهَىٰنَآ أَن نَّعۡبُدَ مَا يَعۡبُدُ ءَابَآؤُنَا وَإِنَّنَا لَفِي شَكّٖ مِّمَّا تَدۡعُونَآ إِلَيۡهِ مُرِيبٖ ﴾
[هُود: 62]
﴿قالوا ياصالح قد كنت فينا مرجوا قبل هذا أتنهانا أن نعبد ما﴾ [هُود: 62]
Salomo Keyzer Zij antwoordden: O Saleh! Gij waart een persoon, in wien wij voor dezen onze hoop hadden gesteld. Verbiedt gij ons datgene te aanbidden, wat door onze vaderen werd aangebeden? Maar wij verkeeren zekerlijk in twijfel nopens den godsdienst, tot welken gij ons uitnoodigt; als zijnde te recht verdacht |
Sofian S. Siregar En zij (de Tsamôed) zeiden: "O Shâlih, hiervoor was jij temidden van ons iemand waarop wij onze hoop hadden gevestigd. Verbied jij ons dat wij aanbidden wat onze vaderen aanbaden? En wij verkeren in grote twijfel over hetgeen waartoe jij ons oproept |
Van De Taal Zij zeiden: 'O Salih, gij waart onze hoop. Verbiedt gij ons datgene te aanbidden wat onze vaderen aanbaden? En wij zijn voorzeker in verontrustende twijfel over hetgeen, waartoe gij ons roept |