Quran with Dutch translation - Surah al-‘Imran ayat 145 - آل عِمران - Page - Juz 4
﴿وَمَا كَانَ لِنَفۡسٍ أَن تَمُوتَ إِلَّا بِإِذۡنِ ٱللَّهِ كِتَٰبٗا مُّؤَجَّلٗاۗ وَمَن يُرِدۡ ثَوَابَ ٱلدُّنۡيَا نُؤۡتِهِۦ مِنۡهَا وَمَن يُرِدۡ ثَوَابَ ٱلۡأٓخِرَةِ نُؤۡتِهِۦ مِنۡهَاۚ وَسَنَجۡزِي ٱلشَّٰكِرِينَ ﴾
[آل عِمران: 145]
﴿وما كان لنفس أن تموت إلا بإذن الله كتابا مؤجلا ومن يرد﴾ [آل عِمران: 145]
Salomo Keyzer Geene ziel kan sterven dan op Gods verlof, naar het boek waarin de bestemming van alle dingen is opgeschreven. Wie de belooning in deze wereld verlangt, zullen wij die geven; wij zullen haar echter ook hun geven, die hunne belooning in het toekomstige leven verlangen. De dankbaren zullen wij beloonen |
Sofian S. Siregar En geen ziel kan sterven, behalve met het verlof Allah, zoals vastgelegd. En wie de beloning van de wereld wil, Wij geven hem ervan; en wie de beloning van het Hiernamaals wil, Wij geven hem ervan. En Wij zullen de dankbaren belonen |
Van De Taal Geen ziel kan sterven zonder Allah´s toestemming, daar de tijd is vastgesteld. En wie de beloning van de tegenwoordige wereld wenst, zullen Wij er van geven; en wie de beloning van het Hiernamaals wenst, hem zullen Wij daar van geven en Wij zullen de dankbaren gewis belonen |