Quran with Dutch translation - Surah al-‘Imran ayat 47 - آل عِمران - Page - Juz 3
﴿قَالَتۡ رَبِّ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي وَلَدٞ وَلَمۡ يَمۡسَسۡنِي بَشَرٞۖ قَالَ كَذَٰلِكِ ٱللَّهُ يَخۡلُقُ مَا يَشَآءُۚ إِذَا قَضَىٰٓ أَمۡرٗا فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُۥ كُن فَيَكُونُ ﴾
[آل عِمران: 47]
﴿قالت رب أنى يكون لي ولد ولم يمسسني بشر قال كذلك الله﴾ [آل عِمران: 47]
Salomo Keyzer O Heer! antwoordde Maria: Hoe zal ik een zoon baren, terwijl geen man mij heeft aangeraakt!" De engel antwoordde: God doet wat en hoe hij wil; en heeft hij eene zaak besloten, dan zegt hij slechts: Wees, en het is |
Sofian S. Siregar Zij zei: "O mijn Heer, hoe kan ik een kind krijgen terwijl geen man mij heeft aangeraakt?" Hij (Allah) zei: "Zo is het: Allah schept wat Hij wil, als Hij over een zaak bepaalt, dan zegt Hij er slechts tegen: 'Wees', en het is |
Van De Taal Zij zeide: 'Heer, hoe zal ik een zoon hebben, daar geen man mij heeft benaderd?' Hij zeide: 'Zo schept Allah, wat Hij wil. Wanneer Hij iets beslist, zegt Hij daartoe slechts: 'Wees' en het wordt |