Quran with Dutch translation - Surah al-‘Imran ayat 79 - آل عِمران - Page - Juz 3
﴿مَا كَانَ لِبَشَرٍ أَن يُؤۡتِيَهُ ٱللَّهُ ٱلۡكِتَٰبَ وَٱلۡحُكۡمَ وَٱلنُّبُوَّةَ ثُمَّ يَقُولَ لِلنَّاسِ كُونُواْ عِبَادٗا لِّي مِن دُونِ ٱللَّهِ وَلَٰكِن كُونُواْ رَبَّٰنِيِّـۧنَ بِمَا كُنتُمۡ تُعَلِّمُونَ ٱلۡكِتَٰبَ وَبِمَا كُنتُمۡ تَدۡرُسُونَ ﴾
[آل عِمران: 79]
﴿ما كان لبشر أن يؤتيه الله الكتاب والحكم والنبوة ثم يقول للناس﴾ [آل عِمران: 79]
Salomo Keyzer Het past den mensch niet, nadat God hem de schrift, wijsheid en de profetie heeft gegeven, dat hij daarop tot de menschen zegge: Bidt mij aan, even als God; maar het past hem te zeggen: Volmaakt u in de schrift, die gij kent, en oefent u er in |
Sofian S. Siregar Het past de mens niet dat Allah hem de Schrift en de Wijsheid en het Profeetschap heeft gegeven en dan tot de mens zegt: "Weest aanbidders voor mij in plaats van (voor) Allah". Het is juist: "Weest godsgeleerden (Rabbâniyyin) doordat jullie de Schrift onderwijzen en doordat jullie die bestuderen |
Van De Taal Het betaamt een mens niet, als Allah hem het Boek en de macht en het profeetschap geeft, dat hij dan tot de mensen zou zeggen: 'Weest mijn dienaren buiten Allah´´; maar (veeleer): 'Weest aanbidders van de Heer, daar gij het Boek onderwijst en zelf bestudeert |