×

سورة النحل باللغة الهولندية

ترجمات القرآنباللغة الهولندية ⬅ سورة النحل

ترجمة معاني سورة النحل باللغة الهولندية - Dutch

القرآن باللغة الهولندية - سورة النحل مترجمة إلى اللغة الهولندية، Surah Nahl in Dutch. نوفر ترجمة دقيقة سورة النحل باللغة الهولندية - Dutch, الآيات 128 - رقم السورة 16 - الصفحة 267.

بسم الله الرحمن الرحيم

أَتَىٰ أَمْرُ اللَّهِ فَلَا تَسْتَعْجِلُوهُ ۚ سُبْحَانَهُ وَتَعَالَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ (1)
Gods beschikking is gekomen, probeert dat dus niet te verhaasten. Hij zij geprezen, verheven als Hij is boven wat zij aan Hem als metgezellen toevoegen
يُنَزِّلُ الْمَلَائِكَةَ بِالرُّوحِ مِنْ أَمْرِهِ عَلَىٰ مَن يَشَاءُ مِنْ عِبَادِهِ أَنْ أَنذِرُوا أَنَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا أَنَا فَاتَّقُونِ (2)
Hij zendt door Zijn beschikking de engelen met de geest neer tot wie van Zijn dienaren Hij wil: "Waarschuwt dat er geen god is dan Ik, vreest Mij dus
خَلَقَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضَ بِالْحَقِّ ۚ تَعَالَىٰ عَمَّا يُشْرِكُونَ (3)
Hij heeft de hemelen en de aarde in waarheid geschapen. Hij is verheven boven wat zij aan Hem als metgezellen toevoegen
خَلَقَ الْإِنسَانَ مِن نُّطْفَةٍ فَإِذَا هُوَ خَصِيمٌ مُّبِينٌ (4)
Hij heeft de mens uit een druppel geschapen en toch is hij dan een duidelijke tegenstander
وَالْأَنْعَامَ خَلَقَهَا ۗ لَكُمْ فِيهَا دِفْءٌ وَمَنَافِعُ وَمِنْهَا تَأْكُلُونَ (5)
Ook het vee heeft Hij geschapen. Jullie hebben daarmee warmte en allerlei nuttigs en jullie eten ervan
وَلَكُمْ فِيهَا جَمَالٌ حِينَ تُرِيحُونَ وَحِينَ تَسْرَحُونَ (6)
Daarmee is er voor jullie ook schoonheid wanneer jullie ze 's avonds huiswaarts voeren en wanneer jullie ze 's morgens naar de weiden brengen
وَتَحْمِلُ أَثْقَالَكُمْ إِلَىٰ بَلَدٍ لَّمْ تَكُونُوا بَالِغِيهِ إِلَّا بِشِقِّ الْأَنفُسِ ۚ إِنَّ رَبَّكُمْ لَرَءُوفٌ رَّحِيمٌ (7)
En het draagt jullie lasten naar een land dat jullie slechts met grote inspanning hadden kunnen bereiken. Jullie Heer is werkelijk vol mededogen en barmhartig
وَالْخَيْلَ وَالْبِغَالَ وَالْحَمِيرَ لِتَرْكَبُوهَا وَزِينَةً ۚ وَيَخْلُقُ مَا لَا تَعْلَمُونَ (8)
En paarden, muildieren en ezels opdat jullie ze kunnen berijden en voor het mooi. En Hij schept wat jullie niet weten
وَعَلَى اللَّهِ قَصْدُ السَّبِيلِ وَمِنْهَا جَائِرٌ ۚ وَلَوْ شَاءَ لَهَدَاكُمْ أَجْمَعِينَ (9)
Het is Gods taak de goede weg aan te geven; sommige gaan namelijk de verkeerde kant op. En als Hij gewild had, dan had Hij jullie allen tezamen op het goede pad gebracht
هُوَ الَّذِي أَنزَلَ مِنَ السَّمَاءِ مَاءً ۖ لَّكُم مِّنْهُ شَرَابٌ وَمِنْهُ شَجَرٌ فِيهِ تُسِيمُونَ (10)
Hij is het die uit de hemel water laat neerdalen. Daardoor hebben jullie te drinken en daardoor is er geboomte waarin jullie kunnen laten weiden
يُنبِتُ لَكُم بِهِ الزَّرْعَ وَالزَّيْتُونَ وَالنَّخِيلَ وَالْأَعْنَابَ وَمِن كُلِّ الثَّمَرَاتِ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ (11)
Hij laat voor jullie daarmee landbouwgewassen groeien en olijfbomen, palmen, wijnstokken en allerlei vruchten. Daarin is zeker een teken voor mensen die nadenken
وَسَخَّرَ لَكُمُ اللَّيْلَ وَالنَّهَارَ وَالشَّمْسَ وَالْقَمَرَ ۖ وَالنُّجُومُ مُسَخَّرَاتٌ بِأَمْرِهِ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يَعْقِلُونَ (12)
En Hij heeft voor jullie de dag en de nacht, de zon en de maan dienstbaar gemaakt en de sterren zijn onderworpen aan Zijn zeggenschap. Daarin zijn zeker tekenen voor mensen die verstandig zijn
وَمَا ذَرَأَ لَكُمْ فِي الْأَرْضِ مُخْتَلِفًا أَلْوَانُهُ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَذَّكَّرُونَ (13)
En ook in wat Hij op de aarde voor jullie in verschillende soorten geschapen heeft. Daarin is zeker een teken voor mensen die zich laten vermanen
وَهُوَ الَّذِي سَخَّرَ الْبَحْرَ لِتَأْكُلُوا مِنْهُ لَحْمًا طَرِيًّا وَتَسْتَخْرِجُوا مِنْهُ حِلْيَةً تَلْبَسُونَهَا وَتَرَى الْفُلْكَ مَوَاخِرَ فِيهِ وَلِتَبْتَغُوا مِن فَضْلِهِ وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ (14)
En Hij is het die voor jullie de zee dienstbaar heeft gemaakt om er vers vlees uit te eten en er sieraden uit te halen om je mee te tooien. En jullie zien de schepen haar doorklieven en [dat is] opdat jullie naar een gunst van Hem streven. En misschien zullen jullie dank betuigen
وَأَلْقَىٰ فِي الْأَرْضِ رَوَاسِيَ أَن تَمِيدَ بِكُمْ وَأَنْهَارًا وَسُبُلًا لَّعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ (15)
En Hij heeft op de aarde stevige bergen aangebracht dat zij jullie niet aan het wankelen zou brengen en rivieren en wegen -- opdat jullie je misschien de goede richting zullen laten wijzen
وَعَلَامَاتٍ ۚ وَبِالنَّجْمِ هُمْ يَهْتَدُونَ (16)
en wegmarkeringen. En met de sterren laten zij zich de goede richting wijzen
أَفَمَن يَخْلُقُ كَمَن لَّا يَخْلُقُ ۗ أَفَلَا تَذَكَّرُونَ (17)
Is Hij die schept dan zoals iemand die niet schept? Zullen jullie je dan niet laten vermanen
وَإِن تَعُدُّوا نِعْمَةَ اللَّهِ لَا تُحْصُوهَا ۗ إِنَّ اللَّهَ لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ (18)
En als jullie Gods genade willen tellen dan kunnen jullie het niet opsommen. God is werkelijk vergevend en barmhartig
وَاللَّهُ يَعْلَمُ مَا تُسِرُّونَ وَمَا تُعْلِنُونَ (19)
En God weet wat jullie in het geheim en wat jullie openlijk doen
وَالَّذِينَ يَدْعُونَ مِن دُونِ اللَّهِ لَا يَخْلُقُونَ شَيْئًا وَهُمْ يُخْلَقُونَ (20)
En zij die door hen in plaats van God aangeroepen worden scheppen niets, maar zij worden zelf geschapen
أَمْوَاتٌ غَيْرُ أَحْيَاءٍ ۖ وَمَا يَشْعُرُونَ أَيَّانَ يُبْعَثُونَ (21)
Dood zijn zij en niet levend en zij beseffen niet wanneer zij worden opgewekt
إِلَٰهُكُمْ إِلَٰهٌ وَاحِدٌ ۚ فَالَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِالْآخِرَةِ قُلُوبُهُم مُّنكِرَةٌ وَهُم مُّسْتَكْبِرُونَ (22)
Jullie god is één god. En zij die niet in het hiernamaals geloven, hun harten ontkennen het in hun hoogmoed
لَا جَرَمَ أَنَّ اللَّهَ يَعْلَمُ مَا يُسِرُّونَ وَمَا يُعْلِنُونَ ۚ إِنَّهُ لَا يُحِبُّ الْمُسْتَكْبِرِينَ (23)
Het staat vast dat God weet wat zij in het geheim en wat zij openlijk doen. Hij bemint de hoogmoedigen niet
وَإِذَا قِيلَ لَهُم مَّاذَا أَنزَلَ رَبُّكُمْ ۙ قَالُوا أَسَاطِيرُ الْأَوَّلِينَ (24)
En wanneer tot hen gezegd wordt: "Wat is het dat jullie Heer heeft neergezonden?" dan zeggen zij: "Fabels van hen die er eertijds waren
لِيَحْمِلُوا أَوْزَارَهُمْ كَامِلَةً يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۙ وَمِنْ أَوْزَارِ الَّذِينَ يُضِلُّونَهُم بِغَيْرِ عِلْمٍ ۗ أَلَا سَاءَ مَا يَزِرُونَ (25)
Dat zij op de opstandingsdag hun volle lasten mogen dragen en ook nog iets van de lasten van hen die zij zonder kennis tot dwaling brengen. Is het niet slecht waarmee zij worden belast
قَدْ مَكَرَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَأَتَى اللَّهُ بُنْيَانَهُم مِّنَ الْقَوَاعِدِ فَخَرَّ عَلَيْهِمُ السَّقْفُ مِن فَوْقِهِمْ وَأَتَاهُمُ الْعَذَابُ مِنْ حَيْثُ لَا يَشْعُرُونَ (26)
Zij die er voor hun tijd waren beraamden al plannen, maar God greep hun bouwwerk bij de fundamenten en het dak viel van bovenaf op hen en de bestraffing kwam tot hen vanwaar zij het niet beseften
ثُمَّ يَوْمَ الْقِيَامَةِ يُخْزِيهِمْ وَيَقُولُ أَيْنَ شُرَكَائِيَ الَّذِينَ كُنتُمْ تُشَاقُّونَ فِيهِمْ ۚ قَالَ الَّذِينَ أُوتُوا الْعِلْمَ إِنَّ الْخِزْيَ الْيَوْمَ وَالسُّوءَ عَلَى الْكَافِرِينَ (27)
En dan, op de opstandingsdag zal Hij hen te schande maken en zeggen: "Waar zijn Mijn [zogenaamd goddelijke] metgezellen om wie jullie zo tegengewerkt hebben?" Zij aan wie de kennis gegeven is zeggen: "De schande en het kwaad komen vandaag over de ongelovigen
الَّذِينَ تَتَوَفَّاهُمُ الْمَلَائِكَةُ ظَالِمِي أَنفُسِهِمْ ۖ فَأَلْقَوُا السَّلَمَ مَا كُنَّا نَعْمَلُ مِن سُوءٍ ۚ بَلَىٰ إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ (28)
die door de engelen worden weggenomen, terwijl zij zichzelf onrecht hebben aangedaan en die dan vrede aanbieden: 'Wij deden geen kwaad.?" "Integendeel, God weet wat jullie aan het doen waren
فَادْخُلُوا أَبْوَابَ جَهَنَّمَ خَالِدِينَ فِيهَا ۖ فَلَبِئْسَ مَثْوَى الْمُتَكَبِّرِينَ (29)
Gaat de poorten van de hel binnen om er altijd in te blijven." Dat is pas echt een slechte verblijfplaats voor de hoogmoedigen
۞ وَقِيلَ لِلَّذِينَ اتَّقَوْا مَاذَا أَنزَلَ رَبُّكُمْ ۚ قَالُوا خَيْرًا ۗ لِّلَّذِينَ أَحْسَنُوا فِي هَٰذِهِ الدُّنْيَا حَسَنَةٌ ۚ وَلَدَارُ الْآخِرَةِ خَيْرٌ ۚ وَلَنِعْمَ دَارُ الْمُتَّقِينَ (30)
Ook tot hen die godvrezend zijn wordt gezegd: "Wat is het dat jullie Heer heeft neergezonden?" Dan zeggen zij: "Iets goeds." Voor hen die in dit tegenwoordige leven goed doen is er iets goeds, maar de woning van het hiernamaals is beter. Dat is pas een goede woning voor de godvrezenden
جَنَّاتُ عَدْنٍ يَدْخُلُونَهَا تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ ۖ لَهُمْ فِيهَا مَا يَشَاءُونَ ۚ كَذَٰلِكَ يَجْزِي اللَّهُ الْمُتَّقِينَ (31)
De tuinen van 'Adn zullen zij binnengaan waar de rivieren onderdoor stromen. Zij hebben daarin wat zij willen. Zo beloont God de godvrezenden
الَّذِينَ تَتَوَفَّاهُمُ الْمَلَائِكَةُ طَيِّبِينَ ۙ يَقُولُونَ سَلَامٌ عَلَيْكُمُ ادْخُلُوا الْجَنَّةَ بِمَا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ (32)
die door de engelen als goede mensen worden weggenomen. Zij zeggen: "Vrede zij met jullie, gaat de tuin binnen voor wat jullie gedaan hebben
هَلْ يَنظُرُونَ إِلَّا أَن تَأْتِيَهُمُ الْمَلَائِكَةُ أَوْ يَأْتِيَ أَمْرُ رَبِّكَ ۚ كَذَٰلِكَ فَعَلَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ وَمَا ظَلَمَهُمُ اللَّهُ وَلَٰكِن كَانُوا أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ (33)
Kunnen zij dan iets anders verwachten dan dat de engelen tot hen komen of dat de beschikking van hun Heer komt? Zo handelden ook zij die er voor hun tijd waren. God deed hun geen onrecht aan, maar zij deden zichzelf onrecht aan
فَأَصَابَهُمْ سَيِّئَاتُ مَا عَمِلُوا وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا بِهِ يَسْتَهْزِئُونَ (34)
De slechte daden die ze deden hebben hen dus getroffen en zij werden ingesloten door dat waarmee zij de spot dreven
وَقَالَ الَّذِينَ أَشْرَكُوا لَوْ شَاءَ اللَّهُ مَا عَبَدْنَا مِن دُونِهِ مِن شَيْءٍ نَّحْنُ وَلَا آبَاؤُنَا وَلَا حَرَّمْنَا مِن دُونِهِ مِن شَيْءٍ ۚ كَذَٰلِكَ فَعَلَ الَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ فَهَلْ عَلَى الرُّسُلِ إِلَّا الْبَلَاغُ الْمُبِينُ (35)
En de aanhangers van het veelgodendom zeggen: "Als God gewild had hadden wij niets in plaats van Hem gediend, wij noch onze vaderen en ook zouden wij buiten Hem om niets verboden hebben." Zo handelden ook zij die er voor hun tijd waren. Hebben de gezanten dan een andere plicht dan de duidelijke verkondiging
وَلَقَدْ بَعَثْنَا فِي كُلِّ أُمَّةٍ رَّسُولًا أَنِ اعْبُدُوا اللَّهَ وَاجْتَنِبُوا الطَّاغُوتَ ۖ فَمِنْهُم مَّنْ هَدَى اللَّهُ وَمِنْهُم مَّنْ حَقَّتْ عَلَيْهِ الضَّلَالَةُ ۚ فَسِيرُوا فِي الْأَرْضِ فَانظُرُوا كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذِّبِينَ (36)
En Wij hebben toch in elke gemeenschap een gezant laten opstaan: "Dient God en vermijdt de Taghoet." Een gedeelte van hen heeft God op het goede pad geleid en voor een gedeelte is de dwaling waar geworden. Reist dus op de aarde rond en kijkt hoe het einde was van de loochenaars
إِن تَحْرِصْ عَلَىٰ هُدَاهُمْ فَإِنَّ اللَّهَ لَا يَهْدِي مَن يُضِلُّ ۖ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ (37)
Al zou jij hen nog zo graag op het goede pad willen brengen, God brengt hen, die Hij tot dwaling brengt, niet op het goede pad. En zij hebben ook geen helpers
وَأَقْسَمُوا بِاللَّهِ جَهْدَ أَيْمَانِهِمْ ۙ لَا يَبْعَثُ اللَّهُ مَن يَمُوتُ ۚ بَلَىٰ وَعْدًا عَلَيْهِ حَقًّا وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ النَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ (38)
En zij zweren dure eden bij God: "God zal wie sterft niet opwekken!" Integendeel, het is een toezegging waartoe Hij in waarheid verplicht is -- maar de meeste mensen weten het niet
لِيُبَيِّنَ لَهُمُ الَّذِي يَخْتَلِفُونَ فِيهِ وَلِيَعْلَمَ الَّذِينَ كَفَرُوا أَنَّهُمْ كَانُوا كَاذِبِينَ (39)
opdat Hij aan hen dat waarover zij het oneens zijn duidelijk maakt en opdat zij die ongelovig zijn weten dat zij leugenaars waren
إِنَّمَا قَوْلُنَا لِشَيْءٍ إِذَا أَرَدْنَاهُ أَن نَّقُولَ لَهُ كُن فَيَكُونُ (40)
Wat Wij tot iets zeggen wanneer Wij het wensen is dat Wij zeggen: "Wees!" en het is
وَالَّذِينَ هَاجَرُوا فِي اللَّهِ مِن بَعْدِ مَا ظُلِمُوا لَنُبَوِّئَنَّهُمْ فِي الدُّنْيَا حَسَنَةً ۖ وَلَأَجْرُ الْآخِرَةِ أَكْبَرُ ۚ لَوْ كَانُوا يَعْلَمُونَ (41)
Zij die om God zijn uitgeweken, nadat hun onrecht was aangedaan, zullen Wij in het tegenwoordige leven zeker een goed onderdak geven, maar het loon van het hiernamaals is groter, als zij dat maar wisten
الَّذِينَ صَبَرُوا وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ (42)
zij die geduldig volharden en op hun Heer hun vertrouwen stellen
وَمَا أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ إِلَّا رِجَالًا نُّوحِي إِلَيْهِمْ ۚ فَاسْأَلُوا أَهْلَ الذِّكْرِ إِن كُنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ (43)
En Wij hebben voor jouw tijd slechts mannen uitgezonden aan wie Wij een openbaring gegeven hadden -- vraagt de mensen van de vermaning maar, als jullie het niet weten
بِالْبَيِّنَاتِ وَالزُّبُرِ ۗ وَأَنزَلْنَا إِلَيْكَ الذِّكْرَ لِتُبَيِّنَ لِلنَّاسِ مَا نُزِّلَ إِلَيْهِمْ وَلَعَلَّهُمْ يَتَفَكَّرُونَ (44)
met de duidelijke bewijzen en de Zoeboer. En Wij hebben tot jou de vermaning neergezonden opdat jij de mensen duidelijk maakt wat naar hen is neergezonden en misschien dat zij dan nadenken
أَفَأَمِنَ الَّذِينَ مَكَرُوا السَّيِّئَاتِ أَن يَخْسِفَ اللَّهُ بِهِمُ الْأَرْضَ أَوْ يَأْتِيَهُمُ الْعَذَابُ مِنْ حَيْثُ لَا يَشْعُرُونَ (45)
Wanen zij die de slechte daden beramen zich er veilig voor dat God hen met de aarde laat wegzinken of dat de bestraffing tot hen komt vanwaar zij het niet beseffen
أَوْ يَأْخُذَهُمْ فِي تَقَلُّبِهِمْ فَمَا هُم بِمُعْجِزِينَ (46)
Of dat Hij hen grijpt terwijl zij rondtrekken zonder dat zij er iets aan kunnen doen
أَوْ يَأْخُذَهُمْ عَلَىٰ تَخَوُّفٍ فَإِنَّ رَبَّكُمْ لَرَءُوفٌ رَّحِيمٌ (47)
Of dat Hij hen niet zal grijpen terwijl zij zich bang maken? Jullie Heer is vol mededogen en barmhartig
أَوَلَمْ يَرَوْا إِلَىٰ مَا خَلَقَ اللَّهُ مِن شَيْءٍ يَتَفَيَّأُ ظِلَالُهُ عَنِ الْيَمِينِ وَالشَّمَائِلِ سُجَّدًا لِّلَّهِ وَهُمْ دَاخِرُونَ (48)
Hebben zij dan niet gezien naar dingen die God geschapen heeft, die 's avonds hun schaduw naar rechts en naar links werpen terwijl zij zich eerbiedig in onderdanigheid voor God neerbuigen
وَلِلَّهِ يَسْجُدُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ مِن دَابَّةٍ وَالْمَلَائِكَةُ وَهُمْ لَا يَسْتَكْبِرُونَ (49)
Voor God buigt zich eerbiedig neer wat er in de hemelen en wat er op de aarde is, dieren en ook de engelen. En zij zijn niet hoogmoedig
يَخَافُونَ رَبَّهُم مِّن فَوْقِهِمْ وَيَفْعَلُونَ مَا يُؤْمَرُونَ ۩ (50)
Zij vrezen hun Heer boven hen en zij doen wat hun bevolen wordt
۞ وَقَالَ اللَّهُ لَا تَتَّخِذُوا إِلَٰهَيْنِ اثْنَيْنِ ۖ إِنَّمَا هُوَ إِلَٰهٌ وَاحِدٌ ۖ فَإِيَّايَ فَارْهَبُونِ (51)
En God heeft gezegd: "Neemt geen twee goden. Hij is slechts één god. Voor Mij moeten jullie dus beducht zijn
وَلَهُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَلَهُ الدِّينُ وَاصِبًا ۚ أَفَغَيْرَ اللَّهِ تَتَّقُونَ (52)
En van Hem is wat er in de hemelen is en wat er op de aarde is en Hem behoort de godsdienst voortdurend toe. Zullen jullie dan iemand anders dan God vrezen
وَمَا بِكُم مِّن نِّعْمَةٍ فَمِنَ اللَّهِ ۖ ثُمَّ إِذَا مَسَّكُمُ الضُّرُّ فَإِلَيْهِ تَجْأَرُونَ (53)
En welke weldaad jullie ook toevalt, het komt van God. Wanneer jullie dan tegenspoed treft schreeuwen jullie tot Hem om hulp
ثُمَّ إِذَا كَشَفَ الضُّرَّ عَنكُمْ إِذَا فَرِيقٌ مِّنكُم بِرَبِّهِمْ يُشْرِكُونَ (54)
Maar wanneer Hij dan de tegenspoed voor jullie opheft dan voegt een groep van jullie metgezellen aan hun Heer toe
لِيَكْفُرُوا بِمَا آتَيْنَاهُمْ ۚ فَتَمَتَّعُوا ۖ فَسَوْفَ تَعْلَمُونَ (55)
om in hun ongeloof ondankbaar te zijn voor wat Wij hun gegeven hebben. Geniet maar; jullie zullen het weten
وَيَجْعَلُونَ لِمَا لَا يَعْلَمُونَ نَصِيبًا مِّمَّا رَزَقْنَاهُمْ ۗ تَاللَّهِ لَتُسْأَلُنَّ عَمَّا كُنتُمْ تَفْتَرُونَ (56)
En zij bestemmen voor wat zij niet kennen een aandeel van wat Wij hun voor hun levensonderhoud gegeven hebben. Bij God, jullie zullen ter verantwoording geroepen worden over wat jullie aan het verzinnen waren
وَيَجْعَلُونَ لِلَّهِ الْبَنَاتِ سُبْحَانَهُ ۙ وَلَهُم مَّا يَشْتَهُونَ (57)
En zij kennen aan God dochters toe! Geprezen zij Hij! En zij zelf hebben wat zij begeren
وَإِذَا بُشِّرَ أَحَدُهُم بِالْأُنثَىٰ ظَلَّ وَجْهُهُ مُسْوَدًّا وَهُوَ كَظِيمٌ (58)
En wanneer een van hen het goede nieuws van een meisje krijgt, betrekt zijn gezicht en hij is vol ingehouden woede
يَتَوَارَىٰ مِنَ الْقَوْمِ مِن سُوءِ مَا بُشِّرَ بِهِ ۚ أَيُمْسِكُهُ عَلَىٰ هُونٍ أَمْ يَدُسُّهُ فِي التُّرَابِ ۗ أَلَا سَاءَ مَا يَحْكُمُونَ (59)
Hij verbergt zich voor de mensen wegens het slechte nieuws dat hij gekregen heeft. Zal hij het ondanks de schande behouden of zal hij het in de grond verstoppen? Is het niet slecht wat zij van oordeel zijn
لِلَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِالْآخِرَةِ مَثَلُ السَّوْءِ ۖ وَلِلَّهِ الْمَثَلُ الْأَعْلَىٰ ۚ وَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ (60)
Zij die niet in het hiernamaals geloven hebben het slechte voorbeeld, maar God komt het hoogste voorbeeld toe en Hij is de machtige, de wijze
وَلَوْ يُؤَاخِذُ اللَّهُ النَّاسَ بِظُلْمِهِم مَّا تَرَكَ عَلَيْهَا مِن دَابَّةٍ وَلَٰكِن يُؤَخِّرُهُمْ إِلَىٰ أَجَلٍ مُّسَمًّى ۖ فَإِذَا جَاءَ أَجَلُهُمْ لَا يَسْتَأْخِرُونَ سَاعَةً ۖ وَلَا يَسْتَقْدِمُونَ (61)
En als God de mensen het onrecht dat zij plegen zou aanrekenen, dan zou Hij op de [aarde] geen dier overlaten. Maar Hij geeft hun uitstel tot een vastgestelde termijn. En wanneer hun termijn dan komt, zullen zij geen uur te laat ontboden worden noch te vroeg
وَيَجْعَلُونَ لِلَّهِ مَا يَكْرَهُونَ وَتَصِفُ أَلْسِنَتُهُمُ الْكَذِبَ أَنَّ لَهُمُ الْحُسْنَىٰ ۖ لَا جَرَمَ أَنَّ لَهُمُ النَّارَ وَأَنَّهُم مُّفْرَطُونَ (62)
Zij kennen aan God toe wat hun tegenstaat en hun tongen uiten de leugen dat er voor hen het mooiste is weggelegd. Het staat vast dat het vuur voor hen bestemd is en dat zij voortgedreven worden
تَاللَّهِ لَقَدْ أَرْسَلْنَا إِلَىٰ أُمَمٍ مِّن قَبْلِكَ فَزَيَّنَ لَهُمُ الشَّيْطَانُ أَعْمَالَهُمْ فَهُوَ وَلِيُّهُمُ الْيَوْمَ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ (63)
Bij God, Wij hebben tot gemeenschappen voor jouw tijd gezanten gezonden, maar de satan maakte voor hen hun daden aantrekkelijk. Hij is dus vandaag hun beschermer en voor hen is er een pijnlijke bestraffing
وَمَا أَنزَلْنَا عَلَيْكَ الْكِتَابَ إِلَّا لِتُبَيِّنَ لَهُمُ الَّذِي اخْتَلَفُوا فِيهِ ۙ وَهُدًى وَرَحْمَةً لِّقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ (64)
En Wij hebben het boek slechts tot jou neergezonden opdat jij aan hen dat duidelijk maakt waarover zij het oneens waren en als een leidraad en barmhartigheid voor mensen die geloven
وَاللَّهُ أَنزَلَ مِنَ السَّمَاءِ مَاءً فَأَحْيَا بِهِ الْأَرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَا ۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَسْمَعُونَ (65)
God laat uit de hemel water neerdalen om daarmee de aarde te doen herleven nadat zij dood was. Daarin is werkelijk een teken voor mensen die horen
وَإِنَّ لَكُمْ فِي الْأَنْعَامِ لَعِبْرَةً ۖ نُّسْقِيكُم مِّمَّا فِي بُطُونِهِ مِن بَيْنِ فَرْثٍ وَدَمٍ لَّبَنًا خَالِصًا سَائِغًا لِّلشَّارِبِينَ (66)
In het vee is er voor jullie ook een les: van wat er in hun buiken tussen mest en bloed is, geven Wij jullie zuivere melk te drinken die de drinkers goed bekomt
وَمِن ثَمَرَاتِ النَّخِيلِ وَالْأَعْنَابِ تَتَّخِذُونَ مِنْهُ سَكَرًا وَرِزْقًا حَسَنًا ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَعْقِلُونَ (67)
En van de vruchten van de palmen en de wijnstokken: jullie nemen ervan een bedwelmende drank en goede voeding. Daarin is zeker een teken voor mensen die verstandig zijn
وَأَوْحَىٰ رَبُّكَ إِلَى النَّحْلِ أَنِ اتَّخِذِي مِنَ الْجِبَالِ بُيُوتًا وَمِنَ الشَّجَرِ وَمِمَّا يَعْرِشُونَ (68)
En jouw Heer heeft de bijen ingegeven: "Betrek behuizingen in de bergen, in de bomen en in wat zij [als dakconstructies] optrekken
ثُمَّ كُلِي مِن كُلِّ الثَّمَرَاتِ فَاسْلُكِي سُبُلَ رَبِّكِ ذُلُلًا ۚ يَخْرُجُ مِن بُطُونِهَا شَرَابٌ مُّخْتَلِفٌ أَلْوَانُهُ فِيهِ شِفَاءٌ لِّلنَّاسِ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لِّقَوْمٍ يَتَفَكَّرُونَ (69)
Eet dan van alle vruchten en ga met gemak langs de wegen van jouw Heer." Uit hun buiken komt een drank van verschillende kleuren waarin genezing voor de mensen is. Daarin is zeker een teken voor mensen die nadenken
وَاللَّهُ خَلَقَكُمْ ثُمَّ يَتَوَفَّاكُمْ ۚ وَمِنكُم مَّن يُرَدُّ إِلَىٰ أَرْذَلِ الْعُمُرِ لِكَيْ لَا يَعْلَمَ بَعْدَ عِلْمٍ شَيْئًا ۚ إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ قَدِيرٌ (70)
En God heeft jullie geschapen, daarna neemt Hij jullie weg. En er zijn er onder jullie die teruggebracht worden tot de meest vernederende leeftijd zodat zij na kennis gehad te hebben niets meer weten. God is wetend en vrijmachtig
وَاللَّهُ فَضَّلَ بَعْضَكُمْ عَلَىٰ بَعْضٍ فِي الرِّزْقِ ۚ فَمَا الَّذِينَ فُضِّلُوا بِرَادِّي رِزْقِهِمْ عَلَىٰ مَا مَلَكَتْ أَيْمَانُهُمْ فَهُمْ فِيهِ سَوَاءٌ ۚ أَفَبِنِعْمَةِ اللَّهِ يَجْحَدُونَ (71)
En God heeft sommigen van jullie boven anderen met levensbehoeften bevoorrecht, maar zij die bevoorrecht zijn geven hun levensbehoeften niet door aan slaven waarover zij beschikken zodat zij daarin dan gelijk zijn. Verwerpen zij dan Gods genade
وَاللَّهُ جَعَلَ لَكُم مِّنْ أَنفُسِكُمْ أَزْوَاجًا وَجَعَلَ لَكُم مِّنْ أَزْوَاجِكُم بَنِينَ وَحَفَدَةً وَرَزَقَكُم مِّنَ الطَّيِّبَاتِ ۚ أَفَبِالْبَاطِلِ يُؤْمِنُونَ وَبِنِعْمَتِ اللَّهِ هُمْ يَكْفُرُونَ (72)
En God heeft voor jullie uit jullie eigen midden echtgenotes gemaakt en Hij heeft aan jullie uit jullie echtgenotes zonen en kleinzonen gegeven. En Hij heeft met goede dingen in jullie levensonderhoud voorzien. Geloven zij dan in de onzin terwijl zij aan Gods genade geen geloof hechten
وَيَعْبُدُونَ مِن دُونِ اللَّهِ مَا لَا يَمْلِكُ لَهُمْ رِزْقًا مِّنَ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ شَيْئًا وَلَا يَسْتَطِيعُونَ (73)
En zij dienen in plaats van God iets wat geen macht heeft om hen met iets uit de hemel en de aarde van levensbehoeften te voorzien. En zij zijn ook nergens toe in staat
فَلَا تَضْرِبُوا لِلَّهِ الْأَمْثَالَ ۚ إِنَّ اللَّهَ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ (74)
Maakt dus geen vergelijkingen met God. God weet en jullie weten niet
۞ ضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا عَبْدًا مَّمْلُوكًا لَّا يَقْدِرُ عَلَىٰ شَيْءٍ وَمَن رَّزَقْنَاهُ مِنَّا رِزْقًا حَسَنًا فَهُوَ يُنفِقُ مِنْهُ سِرًّا وَجَهْرًا ۖ هَلْ يَسْتَوُونَ ۚ الْحَمْدُ لِلَّهِ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ (75)
God geeft een voorbeeld van een slaaf over wie beschikt wordt, die nergens macht over heeft en iemand in wiens levensbehoeften Wij van Onze kant goed voorzien en die er dan ook in het geheim en openbaar bijdragen van geeft, zijn die dan gelijk? Lof zij God! Integendeel, maar de meesten van hen weten het niet
وَضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا رَّجُلَيْنِ أَحَدُهُمَا أَبْكَمُ لَا يَقْدِرُ عَلَىٰ شَيْءٍ وَهُوَ كَلٌّ عَلَىٰ مَوْلَاهُ أَيْنَمَا يُوَجِّههُّ لَا يَأْتِ بِخَيْرٍ ۖ هَلْ يَسْتَوِي هُوَ وَمَن يَأْمُرُ بِالْعَدْلِ ۙ وَهُوَ عَلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ (76)
Ook geeft God een voorbeeld van twee mannen. Een van beiden is stom en heeft nergens macht over en hij is een last voor zijn beschermheer, waar hij hem ook heen stuurt, hij komt met niets goeds. Is die dan gelijk aan iemand die gebiedt rechtvaardig te handelen en die op een juiste weg is
وَلِلَّهِ غَيْبُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۚ وَمَا أَمْرُ السَّاعَةِ إِلَّا كَلَمْحِ الْبَصَرِ أَوْ هُوَ أَقْرَبُ ۚ إِنَّ اللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ (77)
En van God is het verborgene van de hemelen en de aarde. En de beschikking van het uur is slechts een oogwenk of het is nog korter. God is almachtig
وَاللَّهُ أَخْرَجَكُم مِّن بُطُونِ أُمَّهَاتِكُمْ لَا تَعْلَمُونَ شَيْئًا وَجَعَلَ لَكُمُ السَّمْعَ وَالْأَبْصَارَ وَالْأَفْئِدَةَ ۙ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ (78)
En God heeft jullie terwijl jullie niets wisten uit de buiken van jullie moeders voortgebracht. Ook heeft Hij aan jullie gehoor, gezichtsvermogen en harten gegeven; misschien zullen jullie dank betuigen
أَلَمْ يَرَوْا إِلَى الطَّيْرِ مُسَخَّرَاتٍ فِي جَوِّ السَّمَاءِ مَا يُمْسِكُهُنَّ إِلَّا اللَّهُ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَاتٍ لِّقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ (79)
Hebben zij niet gezien naar de vogels die in de lucht van de hemel voortgedreven worden. Alleen God houdt ze vast. Daarin zijn zeker tekenen voor mensen die geloven
وَاللَّهُ جَعَلَ لَكُم مِّن بُيُوتِكُمْ سَكَنًا وَجَعَلَ لَكُم مِّن جُلُودِ الْأَنْعَامِ بُيُوتًا تَسْتَخِفُّونَهَا يَوْمَ ظَعْنِكُمْ وَيَوْمَ إِقَامَتِكُمْ ۙ وَمِنْ أَصْوَافِهَا وَأَوْبَارِهَا وَأَشْعَارِهَا أَثَاثًا وَمَتَاعًا إِلَىٰ حِينٍ (80)
En God heeft voor jullie van jullie huizen een plaats om te rusten gemaakt en Hij heeft voor jullie van de huiden van het vee huizen gemaakt die jullie licht om te dragen vinden op de dag dat jullie je verplaatsen en op de dag dat jullie je vestigen, en van hun wol, hun vacht en hun haar huisraad en tijdelijk vruchtgebruik
وَاللَّهُ جَعَلَ لَكُم مِّمَّا خَلَقَ ظِلَالًا وَجَعَلَ لَكُم مِّنَ الْجِبَالِ أَكْنَانًا وَجَعَلَ لَكُمْ سَرَابِيلَ تَقِيكُمُ الْحَرَّ وَسَرَابِيلَ تَقِيكُم بَأْسَكُمْ ۚ كَذَٰلِكَ يُتِمُّ نِعْمَتَهُ عَلَيْكُمْ لَعَلَّكُمْ تُسْلِمُونَ (81)
En God heeft voor jullie uit wat Hij geschapen heeft schaduwen gemaakt, Hij heeft voor jullie in de bergen onderkomens gemaakt en Hij heeft voor jullie kledingstukken gemaakt die jullie tegen de hitte beschermen en kledingstukken die jullie tegen jullie gewelddadigheid beschermen. Zo bewijst Hij zijn genade aan jullie volledig; misschien zullen jullie je [aan God] overgeven
فَإِن تَوَلَّوْا فَإِنَّمَا عَلَيْكَ الْبَلَاغُ الْمُبِينُ (82)
Maar als zij zich afkeren, dan heb jij slechts de plicht van de verkondiging
يَعْرِفُونَ نِعْمَتَ اللَّهِ ثُمَّ يُنكِرُونَهَا وَأَكْثَرُهُمُ الْكَافِرُونَ (83)
Zij kennen Gods genade en dan ontkennen zij die; de meesten van hen zijn immers ongelovigen
وَيَوْمَ نَبْعَثُ مِن كُلِّ أُمَّةٍ شَهِيدًا ثُمَّ لَا يُؤْذَنُ لِلَّذِينَ كَفَرُوا وَلَا هُمْ يُسْتَعْتَبُونَ (84)
En op de dag dat Wij van iedere gemeenschap een getuige laten opstaan. Dan zal aan hen die ongelovig zijn geen gehoor gegeven worden en zij zullen geen kans meer krijgen om het goed te maken
وَإِذَا رَأَى الَّذِينَ ظَلَمُوا الْعَذَابَ فَلَا يُخَفَّفُ عَنْهُمْ وَلَا هُمْ يُنظَرُونَ (85)
En wanneer zij die onrecht plegen de bestraffing zien, dan krijgen zij geen strafverlichting en ook geen uitstel
وَإِذَا رَأَى الَّذِينَ أَشْرَكُوا شُرَكَاءَهُمْ قَالُوا رَبَّنَا هَٰؤُلَاءِ شُرَكَاؤُنَا الَّذِينَ كُنَّا نَدْعُو مِن دُونِكَ ۖ فَأَلْقَوْا إِلَيْهِمُ الْقَوْلَ إِنَّكُمْ لَكَاذِبُونَ (86)
En wanneer de aanhangers van het veelgodendom hun [zogenaamd goddelijke] metgezellen zien, dan zeggen zij: "Onze Heer dit zijn nu onze [zogenaamd goddelijke] metgezellen die wij in plaats van U aangeroepen hebben." Maar zij zullen tot hen terugzeggen: "Jullie zijn leugenaars
وَأَلْقَوْا إِلَى اللَّهِ يَوْمَئِذٍ السَّلَمَ ۖ وَضَلَّ عَنْهُم مَّا كَانُوا يَفْتَرُونَ (87)
En zij zullen op die dag God vrede aanbieden en wat ze verzonnen hebben zijn zij kwijtgeraakt
الَّذِينَ كَفَرُوا وَصَدُّوا عَن سَبِيلِ اللَّهِ زِدْنَاهُمْ عَذَابًا فَوْقَ الْعَذَابِ بِمَا كَانُوا يُفْسِدُونَ (88)
Zij die ongelovig zijn en die Gods weg versperren, hun zullen Wij boven op de bestraffing nog strafverzwaring geven omdat zij verderf zaaiden
وَيَوْمَ نَبْعَثُ فِي كُلِّ أُمَّةٍ شَهِيدًا عَلَيْهِم مِّنْ أَنفُسِهِمْ ۖ وَجِئْنَا بِكَ شَهِيدًا عَلَىٰ هَٰؤُلَاءِ ۚ وَنَزَّلْنَا عَلَيْكَ الْكِتَابَ تِبْيَانًا لِّكُلِّ شَيْءٍ وَهُدًى وَرَحْمَةً وَبُشْرَىٰ لِلْمُسْلِمِينَ (89)
En op de dag dat Wij in iedere gemeenschap uit hun eigen midden een getuige tegen hen laten opstaan. En jou laten Wij als getuige komen tegen dezen hier. En tot jou hebben Wij het boek neergezonden als een verduidelijking van alles en als leidraad en barmhartigheid en goed nieuws voor hen die zich [aan God] overgeven
۞ إِنَّ اللَّهَ يَأْمُرُ بِالْعَدْلِ وَالْإِحْسَانِ وَإِيتَاءِ ذِي الْقُرْبَىٰ وَيَنْهَىٰ عَنِ الْفَحْشَاءِ وَالْمُنكَرِ وَالْبَغْيِ ۚ يَعِظُكُمْ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُونَ (90)
God gebiedt rechtvaardig te handelen, goed te doen en aan de verwanten giften te geven en Hij verbiedt wat gruwelijk, verwerpelijk en gewelddadig is. Hij spoort jullie aan; misschien laten jullie je vermanen
وَأَوْفُوا بِعَهْدِ اللَّهِ إِذَا عَاهَدتُّمْ وَلَا تَنقُضُوا الْأَيْمَانَ بَعْدَ تَوْكِيدِهَا وَقَدْ جَعَلْتُمُ اللَّهَ عَلَيْكُمْ كَفِيلًا ۚ إِنَّ اللَّهَ يَعْلَمُ مَا تَفْعَلُونَ (91)
Komt Gods verbintenis na wanneer jullie een verbintenis aangaan en verbreekt de eden niet na de bekrachtiging ervan, want jullie hebben toch God tot borg tegen jullie gemaakt. God weet wat jullie doen
وَلَا تَكُونُوا كَالَّتِي نَقَضَتْ غَزْلَهَا مِن بَعْدِ قُوَّةٍ أَنكَاثًا تَتَّخِذُونَ أَيْمَانَكُمْ دَخَلًا بَيْنَكُمْ أَن تَكُونَ أُمَّةٌ هِيَ أَرْبَىٰ مِنْ أُمَّةٍ ۚ إِنَّمَا يَبْلُوكُمُ اللَّهُ بِهِ ۚ وَلَيُبَيِّنَنَّ لَكُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ مَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ (92)
En weest niet als zij die haar garen na het stevig gesponnen te hebben weer opsplitst door jullie eden voor onderlinge arglistigheid te gebruiken omdat de ene gemeenschap talrijker is dan de andere gemeenschap. God stelt jullie daarmee slechts op de proef en op de opstandingsdag zal Hij jullie duidelijk maken waarover jullie het oneens waren
وَلَوْ شَاءَ اللَّهُ لَجَعَلَكُمْ أُمَّةً وَاحِدَةً وَلَٰكِن يُضِلُّ مَن يَشَاءُ وَيَهْدِي مَن يَشَاءُ ۚ وَلَتُسْأَلُنَّ عَمَّا كُنتُمْ تَعْمَلُونَ (93)
En als God het gewild had dan zou Hij jullie tot één gemeenschap gemaakt hebben, maar Hij brengt tot dwaling wie Hij wil en Hij brengt op het goede pad wie Hij wil en jullie zullen ter verantwoording geroepen worden over wat jullie aan het doen waren
وَلَا تَتَّخِذُوا أَيْمَانَكُمْ دَخَلًا بَيْنَكُمْ فَتَزِلَّ قَدَمٌ بَعْدَ ثُبُوتِهَا وَتَذُوقُوا السُّوءَ بِمَا صَدَدتُّمْ عَن سَبِيلِ اللَّهِ ۖ وَلَكُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ (94)
En gebruik jullie eden niet voor onderlinge arglistigheid, want dan glijdt een voet na stevig gestaan te hebben uit en proeven jullie het kwade omdat jullie Gods weg versperden en is er voor jullie een pijnlijke bestraffing
وَلَا تَشْتَرُوا بِعَهْدِ اللَّهِ ثَمَنًا قَلِيلًا ۚ إِنَّمَا عِندَ اللَّهِ هُوَ خَيْرٌ لَّكُمْ إِن كُنتُمْ تَعْلَمُونَ (95)
Verkwanselt Gods verbintenis niet; wat God heeft is beter voor jullie, als jullie dat maar wisten
مَا عِندَكُمْ يَنفَدُ ۖ وَمَا عِندَ اللَّهِ بَاقٍ ۗ وَلَنَجْزِيَنَّ الَّذِينَ صَبَرُوا أَجْرَهُم بِأَحْسَنِ مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ (96)
Wat jullie hebben vergaat, maar wat God heeft blijft. En Wij zullen hen die geduldig volharden met hun loon belonen voor het beste dat zij deden
مَنْ عَمِلَ صَالِحًا مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَىٰ وَهُوَ مُؤْمِنٌ فَلَنُحْيِيَنَّهُ حَيَاةً طَيِّبَةً ۖ وَلَنَجْزِيَنَّهُمْ أَجْرَهُم بِأَحْسَنِ مَا كَانُوا يَعْمَلُونَ (97)
Wie -- hetzij man of vrouw -- deugdelijk handelt als gelovige, die zullen Wij een goed leven laten leiden en Wij zullen hen met hun loon belonen voor het beste dat zij deden
فَإِذَا قَرَأْتَ الْقُرْآنَ فَاسْتَعِذْ بِاللَّهِ مِنَ الشَّيْطَانِ الرَّجِيمِ (98)
En wanneer jij de Koran voorleest, vraag God dan om bescherming tegen de vervloekte satan
إِنَّهُ لَيْسَ لَهُ سُلْطَانٌ عَلَى الَّذِينَ آمَنُوا وَعَلَىٰ رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ (99)
Hij heeft geen gezag over hen die geloven en die op hun Heer hun vertrouwen stellen
إِنَّمَا سُلْطَانُهُ عَلَى الَّذِينَ يَتَوَلَّوْنَهُ وَالَّذِينَ هُم بِهِ مُشْرِكُونَ (100)
Gezag heeft hij over hen die hem als beschermheer nemen en die Hem metgezellen toeschrijven
وَإِذَا بَدَّلْنَا آيَةً مَّكَانَ آيَةٍ ۙ وَاللَّهُ أَعْلَمُ بِمَا يُنَزِّلُ قَالُوا إِنَّمَا أَنتَ مُفْتَرٍ ۚ بَلْ أَكْثَرُهُمْ لَا يَعْلَمُونَ (101)
En wanneer Wij een teken vervangen [door het] in de plaats van een ander teken [te geven] -- God weet het best wat Hij neerzendt -- dan zeggen zij: "Jij verzint maar wat." Integendeel, maar de meesten van hen weten het niet
قُلْ نَزَّلَهُ رُوحُ الْقُدُسِ مِن رَّبِّكَ بِالْحَقِّ لِيُثَبِّتَ الَّذِينَ آمَنُوا وَهُدًى وَبُشْرَىٰ لِلْمُسْلِمِينَ (102)
Zeg: "De heilige geest zond het van jouw Heer vandaan met de waarheid neer om hen die geloven te sterken en als leidraad en goed nieuws voor hen die zich [aan God] overgeven
وَلَقَدْ نَعْلَمُ أَنَّهُمْ يَقُولُونَ إِنَّمَا يُعَلِّمُهُ بَشَرٌ ۗ لِّسَانُ الَّذِي يُلْحِدُونَ إِلَيْهِ أَعْجَمِيٌّ وَهَٰذَا لِسَانٌ عَرَبِيٌّ مُّبِينٌ (103)
Wij weten wel dat zij zeggen: "Het is slechts een mens die hem onderwijst." De taal van hem op wie zij abusievelijk doelen is vreemd, maar dit is duidelijke Arabische taal
إِنَّ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ لَا يَهْدِيهِمُ اللَّهُ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ (104)
Zij die niet in Gods tekenen geloven zal God niet op het goede pad brengen. En voor hen is er een pijnlijke bestraffing
إِنَّمَا يَفْتَرِي الْكَذِبَ الَّذِينَ لَا يُؤْمِنُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ ۖ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الْكَاذِبُونَ (105)
Slechts leugen verzinnen zij die niet in Gods tekenen geloven; dat zijn de leugenaars
مَن كَفَرَ بِاللَّهِ مِن بَعْدِ إِيمَانِهِ إِلَّا مَنْ أُكْرِهَ وَقَلْبُهُ مُطْمَئِنٌّ بِالْإِيمَانِ وَلَٰكِن مَّن شَرَحَ بِالْكُفْرِ صَدْرًا فَعَلَيْهِمْ غَضَبٌ مِّنَ اللَّهِ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ (106)
Wie na geloofd te hebben aan God geen geloof meer hecht -- en dan niet wie gedwongen is, terwijl zijn hart in het geloof rust gevonden heeft, maar zij die hun hart voor het ongeloof openstellen -- op hen rust Gods toorn en voor hen is er een geweldige bestraffing
ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمُ اسْتَحَبُّوا الْحَيَاةَ الدُّنْيَا عَلَى الْآخِرَةِ وَأَنَّ اللَّهَ لَا يَهْدِي الْقَوْمَ الْكَافِرِينَ (107)
Dat komt omdat zij het tegenwoordige leven meer liefhebben dan het hiernamaals en omdat God de ongelovige mensen niet op het goede pad brengt
أُولَٰئِكَ الَّذِينَ طَبَعَ اللَّهُ عَلَىٰ قُلُوبِهِمْ وَسَمْعِهِمْ وَأَبْصَارِهِمْ ۖ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الْغَافِلُونَ (108)
Zij zijn het van wie God de harten en het gehoor en de ogen verzegeld heeft. Zij zijn het die onoplettend zijn
لَا جَرَمَ أَنَّهُمْ فِي الْآخِرَةِ هُمُ الْخَاسِرُونَ (109)
Het staat vast dat zij in het hiernamaals de verliezers zijn
ثُمَّ إِنَّ رَبَّكَ لِلَّذِينَ هَاجَرُوا مِن بَعْدِ مَا فُتِنُوا ثُمَّ جَاهَدُوا وَصَبَرُوا إِنَّ رَبَّكَ مِن بَعْدِهَا لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ (110)
Voorts is jouw Heer voor hen die zijn uitgeweken nadat zij in verzoeking gebracht zijn en die zich dan te weer hebben gesteld en geduldig hebben volhard -- voor hen is jouw Heer tenslotte toch vergevend en barmhartig
۞ يَوْمَ تَأْتِي كُلُّ نَفْسٍ تُجَادِلُ عَن نَّفْسِهَا وَتُوَفَّىٰ كُلُّ نَفْسٍ مَّا عَمِلَتْ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ (111)
Op de dag dat elke ziel komt om voor zichzelf op te komen en aan elke ziel vergoed wordt wat zij gedaan heeft. En hun zal geen onrecht worden aangedaan
وَضَرَبَ اللَّهُ مَثَلًا قَرْيَةً كَانَتْ آمِنَةً مُّطْمَئِنَّةً يَأْتِيهَا رِزْقُهَا رَغَدًا مِّن كُلِّ مَكَانٍ فَكَفَرَتْ بِأَنْعُمِ اللَّهِ فَأَذَاقَهَا اللَّهُ لِبَاسَ الْجُوعِ وَالْخَوْفِ بِمَا كَانُوا يَصْنَعُونَ (112)
God heeft een voorbeeld gegeven met een stad die in veiligheid en gerustheid verkeerde. Haar levensonderhoud kwam van elke kant tot haar in overvloed, maar zij was ongelovig aan Gods gunsten. En God liet hen het kleed van honger en vrees voelen voor wat zij aan het doen waren
وَلَقَدْ جَاءَهُمْ رَسُولٌ مِّنْهُمْ فَكَذَّبُوهُ فَأَخَذَهُمُ الْعَذَابُ وَهُمْ ظَالِمُونَ (113)
En er kwam tot hen een gezant uit hun midden, maar zij betichtten hem van leugens. Dus greep de bestraffing hen terwijl zij onrecht pleegden
فَكُلُوا مِمَّا رَزَقَكُمُ اللَّهُ حَلَالًا طَيِّبًا وَاشْكُرُوا نِعْمَتَ اللَّهِ إِن كُنتُمْ إِيَّاهُ تَعْبُدُونَ (114)
Eet dan van wat God jullie als levensonderhoud gegeven heeft als iets wat toegestaan en goed is en betuigt dank voor Gods genade, als Hij het is die jullie dienen
إِنَّمَا حَرَّمَ عَلَيْكُمُ الْمَيْتَةَ وَالدَّمَ وَلَحْمَ الْخِنزِيرِ وَمَا أُهِلَّ لِغَيْرِ اللَّهِ بِهِ ۖ فَمَنِ اضْطُرَّ غَيْرَ بَاغٍ وَلَا عَادٍ فَإِنَّ اللَّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ (115)
Hij heeft voor jullie slechts verboden wat vanzelf is doodgegaan, bloed, varkensvlees en vlees van iets waarover iets anders dan God is aangeroepen, maar wie ertoe gedwongen wordt, niet uit begeerte of om te overtreden, God is vergevend en barmhartig
وَلَا تَقُولُوا لِمَا تَصِفُ أَلْسِنَتُكُمُ الْكَذِبَ هَٰذَا حَلَالٌ وَهَٰذَا حَرَامٌ لِّتَفْتَرُوا عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ ۚ إِنَّ الَّذِينَ يَفْتَرُونَ عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ لَا يُفْلِحُونَ (116)
En zegt niet van iets waarover jullie tongen bedrog uiten: "Dit is toegestaan en dit is verboden" om over God bedrog te verzinnen. Zij die over God bedrog verzinnen, hun zal het niet welgaan
مَتَاعٌ قَلِيلٌ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ (117)
En kort genot. En voor hen is er een pijnlijke bestraffing
وَعَلَى الَّذِينَ هَادُوا حَرَّمْنَا مَا قَصَصْنَا عَلَيْكَ مِن قَبْلُ ۖ وَمَا ظَلَمْنَاهُمْ وَلَٰكِن كَانُوا أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ (118)
Aan hen die het jodendom aanhangen hebben Wij verboden wat Wij jou al eerder verteld hebben. Wij hebben hun geen onrecht aangedaan, maar zij hebben zichzelf onrecht aangedaan
ثُمَّ إِنَّ رَبَّكَ لِلَّذِينَ عَمِلُوا السُّوءَ بِجَهَالَةٍ ثُمَّ تَابُوا مِن بَعْدِ ذَٰلِكَ وَأَصْلَحُوا إِنَّ رَبَّكَ مِن بَعْدِهَا لَغَفُورٌ رَّحِيمٌ (119)
Voorts is jouw Heer voor hen die het verkeerde uit onwetendheid doen en dan daarna berouw tonen en het weer goedmaken, jouw Heer is daarna zeker vergevend en barmhartig
إِنَّ إِبْرَاهِيمَ كَانَ أُمَّةً قَانِتًا لِّلَّهِ حَنِيفًا وَلَمْ يَكُ مِنَ الْمُشْرِكِينَ (120)
Ibrahiem was een voorbeeld, onderdanig aan God, iemand die het zuivere geloof aanhing en hij behoorde niet tot de veelgodendienaars
شَاكِرًا لِّأَنْعُمِهِ ۚ اجْتَبَاهُ وَهَدَاهُ إِلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ (121)
hij was dankbaar voor Zijn weldaden: Hij heeft hem verkozen en naar een juiste weg gebracht
وَآتَيْنَاهُ فِي الدُّنْيَا حَسَنَةً ۖ وَإِنَّهُ فِي الْآخِرَةِ لَمِنَ الصَّالِحِينَ (122)
Wij hebben hem in het tegenwoordige leven gegeven wat goed is en in het hiernamaals hoort hij bij de rechtschapenen
ثُمَّ أَوْحَيْنَا إِلَيْكَ أَنِ اتَّبِعْ مِلَّةَ إِبْرَاهِيمَ حَنِيفًا ۖ وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِينَ (123)
Toen openbaarden Wij aan jou: "Volg het geloof van Ibrahiem die het zuivere geloof aanhing; hij behoorde niet bij de veelgodendienaars
إِنَّمَا جُعِلَ السَّبْتُ عَلَى الَّذِينَ اخْتَلَفُوا فِيهِ ۚ وَإِنَّ رَبَّكَ لَيَحْكُمُ بَيْنَهُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ فِيمَا كَانُوا فِيهِ يَخْتَلِفُونَ (124)
De sabbat is opgelegd aan hen die het erover oneens waren. En jullie Heer zal op de opstandingsdag tussen hen oordelen over dat waarover zij het oneens waren
ادْعُ إِلَىٰ سَبِيلِ رَبِّكَ بِالْحِكْمَةِ وَالْمَوْعِظَةِ الْحَسَنَةِ ۖ وَجَادِلْهُم بِالَّتِي هِيَ أَحْسَنُ ۚ إِنَّ رَبَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِمَن ضَلَّ عَن سَبِيلِهِ ۖ وَهُوَ أَعْلَمُ بِالْمُهْتَدِينَ (125)
Roep op tot de weg van jouw Heer met wijsheid en goede aansporing en twist met hen op de beste manier. Jouw Heer kent wie van Zijn weg afdwaalt het best en Hij kent hen die het goede pad volgen het best
وَإِنْ عَاقَبْتُمْ فَعَاقِبُوا بِمِثْلِ مَا عُوقِبْتُم بِهِ ۖ وَلَئِن صَبَرْتُمْ لَهُوَ خَيْرٌ لِّلصَّابِرِينَ (126)
En als jullie bestraffen, bestraft dan evenals jullie zijn bestraft. Maar als jullie geduldig volharden, dan is dat beter voor hen die geduldig volharden
وَاصْبِرْ وَمَا صَبْرُكَ إِلَّا بِاللَّهِ ۚ وَلَا تَحْزَنْ عَلَيْهِمْ وَلَا تَكُ فِي ضَيْقٍ مِّمَّا يَمْكُرُونَ (127)
Volhard geduldig. Jouw geduld komt slechts met Gods hulp. En wees niet bedroefd over hen en wees niet benauwd over wat zij aan listen beramen
إِنَّ اللَّهَ مَعَ الَّذِينَ اتَّقَوا وَّالَّذِينَ هُم مُّحْسِنُونَ (128)
God is met hen die godvrezend zijn en hen die goed doen
❮ السورة السابقة السورة التـالية ❯

قراءة المزيد من سور القرآن الكريم :

1- الفاتحة2- البقرة3- آل عمران
4- النساء5- المائدة6- الأنعام
7- الأعراف8- الأنفال9- التوبة
10- يونس11- هود12- يوسف
13- الرعد14- إبراهيم15- الحجر
16- النحل17- الإسراء18- الكهف
19- مريم20- طه21- الأنبياء
22- الحج23- المؤمنون24- النور
25- الفرقان26- الشعراء27- النمل
28- القصص29- العنكبوت30- الروم
31- لقمان32- السجدة33- الأحزاب
34- سبأ35- فاطر36- يس
37- الصافات38- ص39- الزمر
40- غافر41- فصلت42- الشورى
43- الزخرف44- الدخان45- الجاثية
46- الأحقاف47- محمد48- الفتح
49- الحجرات50- ق51- الذاريات
52- الطور53- النجم54- القمر
55- الرحمن56- الواقعة57- الحديد
58- المجادلة59- الحشر60- الممتحنة
61- الصف62- الجمعة63- المنافقون
64- التغابن65- الطلاق66- التحريم
67- الملك68- القلم69- الحاقة
70- المعارج71- نوح72- الجن
73- المزمل74- المدثر75- القيامة
76- الإنسان77- المرسلات78- النبأ
79- النازعات80- عبس81- التكوير
82- الإنفطار83- المطففين84- الانشقاق
85- البروج86- الطارق87- الأعلى
88- الغاشية89- الفجر90- البلد
91- الشمس92- الليل93- الضحى
94- الشرح95- التين96- العلق
97- القدر98- البينة99- الزلزلة
100- العاديات101- القارعة102- التكاثر
103- العصر104- الهمزة105- الفيل
106- قريش107- الماعون108- الكوثر
109- الكافرون110- النصر111- المسد
112- الإخلاص113- الفلق114- الناس